Publicaties: Overige boeken


 

De Nederlandse Grondwet, ...op rijm

Titel: De Nederlandse Grondwet, ...op rijm
Auteur(s): Mr. Sander Schroevers
Projectinitiator: drs. Marilka van Zevenbergen
Genre: Miniatuuruitgave, Juridisch algemeen
Taal: Nederlands
Verschijning: 2010
ISBN: 978-90-79646-03-6
Pagina's: 100
Kaftontwerp: Mario Gaete Avila, Directie Bedrijfsvoering en Ondersteuning / PGV
Uitvoering: Paperback
Drukopdracht: In opdracht van 't Ministerie BZK/CZW,
Project Versterking Grondwet

luciferdoosje


Een boekje dat nauwelijks groter is dan een luciferdoosje, bevat niettemin 's lands eerste wet op rijm gezet. Ondanks 't formaat is het werkje voor de juridische praktijk bruikbaar gebleven, omdat alle inhoudelijke elementen gerespecteerd zijn. Het idee zelf is al wat ouder, want ten tijde van Napoléon werd de Code Civil tevens op rijm uitgegeven. Deze 'Code Napoléon en vers Français' had tot doel de voor hun tentamens blokkende rechtenstudenten een helpende hand te bieden bij het onthouden van hun wetsartikelen. Want als deze rijmden, ging dat nu eenmaal eenvoudiger. Hieronder ziet u een scan van de titelpagina van het fraaie negentiende eeuwse werk.

Code Napoleon

 

Back to the future: de eenentwintigste eeuw

De aan (demissionair) Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties: Mr Dr. E.M.H. Hirsch Ballin voorgelegde nota
bij de rijmversie van onze eerste wet, completeerde hij met de onderstaande dichtregel:

Hirsch Ballin

Het project is geïnitieerd door mevr. Marilka van Zevenbergen, communicatieadviseur Project Versterking Grondwet. Hieronder kunt u de volledige tekst lezen van de Grondwet op rijm op basis van de tekst zoals deze luidt na de laatstelijk aangebrachte veranderingen
bij de wet van 27 juni 2008 (Stb. 272) en de wet van 27 juni 2008 (Stb. 273).

VOORWOORD

Allen, die dit zullen zien of horen lezen, saluut!

Vrouwe Justitia zal glimlachen om deze berijmelde Grondwet, nauwelijks groter dan een luciferdoosje. Het boekje is geïnspireerd door de negentiende-eeuwse op rijm gezette ‘Code Napoléon en vers Français’, die studenten hielp hun wetsartikelen te onthouden. Waar mogelijk is in deze uitgave voor het project Versterking Grondwet, getracht de artikelen qua inhoud voor de juridische praktijk bruikbaar te laten blijven.

 

Gegeven te ’s-Gravenhage, 2010

 

 

Hoofdstuk 1

GRONDRECHTEN

 

1

Wie in dit land zit, ligt of wandelt,

Wordt immer geheel gelijk behandeld.

Iedereen volgt hier de idee:

In gelijke gevallen: égalité.

Niet mag; discriminatie op levensgrondslag of politiek,

Noch wegens geslacht of rassenkarakteristiek

 

2

i.   In de wet staat ook verwoord,

Wie recht heeft op een paspoort.

ii.  Heel organisiert bepaalt de wet,

Wie er in 't grenshospitium wordt gezet.

iii. Uitlevering mag slechts krachtens een verdrag.

Verdere voorschriften, volgen wat de wet vermag.

iv.  Ieder heeft het recht ons te verlaten,

De gevallen bij wet bepaald, daargelaten.

 

3

Artikel drie biedt alle Nederlanders eenzelfde cauchemar,

Want ook u bent benoembaar tot burgerlijk ambtenaar.

 

4

Iedere Nederlander mag vertegenwoordigende organen kiezen,

Alsmede zelf verblijven, achter de bestuurlijke coulissen,

Althans, behoudens de wettelijk gestelde adviezen.

 

5

Een ieder heeft het recht van petitie,

Bij het gezag in bevoegde positie.

 

6

i.   Godsdienst of levensovertuiging mag men vrijelijk belijden,

Mits dat niet met wetsverantwoordelijkheid gaat strijden.

ii.  Gebeurt het ergens anders dan binnen,

Mag de wet daaromtrent regeltjes verzinnen.

In het belang van verkeer en gezondheid,

Of ter voorkoming van wanordelijkheid.

 

Art. 7

i.   Men mag verloffeloos middels drukpers uiten wat men voelt,

Behoudens datgene wat de wet met verantwoordelijkheid bedoelt.

ii.  En de wet draagt in haar portée,

Weer enige regels over radio en TV.

Voorafgaand toezicht, zeg gerust censuur,

Is aldus verboden en prematuur.

iii. Het denken en voelen via andere manieren,
Mag voorafgaande toestemming dus nimmer verstieren.
Zorg echter dat dit niet zo strijdt,
Met eens ieders wettelijke verantwoordelijkheid.
De wet mag voor jongeren onder de zestien jaar,
Regels stellen tegen het gevoelig hasard,
Van roede, drank en ander gevaar.

iv.  Maar dit alles gaat iets minder ver,

bij reclameblokken van de ster.

 

Art. 8

Erkend is het recht van vereniging,

Slechts beperkt door wet tot openbare-ordeverzekering.

 

Art. 9

i.  Mits wetsverantwoordelijkheid dit kan gedogen.

Mag men tevens vergaderen en betogen,

ii. Behalve ten bate van verkeer en gezondheid,

Of tegen alweer een klassenstrijd.

 

Art. 10

i.  Men heeft zijn recht op privacy,

Mits conform de wettelijke suprematie.

ii. Wat er over u wordt vastgelegd in registratie,

En wordt verstrekt als informatie,

Betreft wettelijk geregelde legalisatie.

iii.     Met regels vormt de wet stramien,

Om gegevens in te zien.

Ook over hoe ‘t wordt gebruikt,

Wanneer er eens een fout opduikt.

 

Art. 11

Behoudens wetsbeperking, staat buiten kijf,

Dat ook voor u geldt: "blijf van mijn lijf".

 

Art. 12

i.  Niet zonder recht of reden,

Mag men zonder verlof uw huis betreden.

ii. Wie daar nu toch een stap in zet,

Mag dat slechts met legitimatie bij wet.

En is er toen enigermate gegluurd,

Krijgt u dit als verslag gestuurd.

 

Art. 13

i.  Slechts als wet of rechter zeggen dat het mag,

Wordt er post gestript uit briefomslag.

ii. Uw telefoongeheim heeft zo'n gezag,

Dat slechts op wettelijke grondslag,

Er ook afgetapt worden mag.

 

Art. 14

i.  In voorschriften bij of krachtens wet,

Staat voor onteigening uiteengezet,

Indien men algemeen belang vermoedt,

En men de schade vooraf vergoedt.

ii. Verzekerd hoeft de vergoeding niet te zijn,

Bij onteigening op kortere termijn.

iii.     Als bevoegd gezag iets breekt of beperkt,

Wordt uw bankrekening weer aangesterkt.

 

Art. 15

i.  Behalve bij of krachtens wet,

Wordt niemand plotsklaps vastgezet.

ii. Zit u zonder bevel van rechter vast,

Dan wordt invrijheidstelling snel gelast.

Zo wordt vrijheid niet gesmoord,

Daar de rechter u snel hoort.

iii.     En dient binnen redelijke termijn,

De berechting daar te zijn.

iv.      Wordt daar vrijheid toch ontnomen,

Zijn uw grondrechten onvolkomen.

 

Art. 16

Nulla poena, sine lege poenali praevia; in ‘t Latijn,

Geen feit mag zonder voorafgaande strafbepaling, strafbaar zijn.

 

Art. 17

Heeft u wettelijke rechten,

Kunt u die in rechte bevechten.

 

Art. 18

i.  Een ieder kan rechtsbijstand halen,

ii. Voor armlastigen zal de staat betalen.

 

Art. 19

i.  Vadertje Staat denkt aan werkgelegenheid.

ii. En wie met medezeggenschap wordt verblijd,

Naast rechtspositie en bescherming bij arbeid.

iii.     Ieder mag kiezen, welk soort werk,

Tenzij de wet stelt; paal en perk.

 

Art. 20

i.  Alle welvaart wordt egalitair verdeeld,

ii. De wet meldt wie er steun krijgt toebedeeld.

iii.     Zo krijgen Mede- en Nederlanders hier te lande,

De bijstand krachtens wet in handen.

 

Art. 21

Den Haag wenst dat ons land bewoonbaar blijft,

Doordat ze: “Verfijn ’t leefmilieu”, voorschrijft.

 

Art. 22

i.  Volksgezondheid krijgt prioriteit,

ii. Tot woningbouw is men bereid.

iii.     Net als ontplooiing van cultuur,

Plus een recreatie-infrastructuur.

 

Art. 23

i.  De regering heeft zorgen voor ‘t onderwijs,

ii. Maar naast toezicht mag geen onderwijsmatrijs.

Wel regelt wet ’t leraarschap, redelijkerwijs.

iii.     De wet regelt het onderwijs in het openbaar,

Elke godsdienst krijgt evenveel égard.

iv.      In elke gemeente genoegzaam scholen,

Wordt afdoende onderwijs bevolen,

Naar de wet mag men afwijken,

Mits scholiertjes de school kunnen bereiken.

v. De wet regelt des onderwijs’ deugdelijkheid,

Met richtingsvrijheid, sinds de schoolstrijd.

Als scholen door ‘t geloof zijn gewijd,

Worden zij bekostigd door de overheid.

vi.      't Algemeen vormend dient net als 't bijzonder onderwijs,

Even deugdelijk te zijn, als laatstgenoemde levenswijs.
vi.      de eisen omtrent 't algemeen vormend lager onderwijs,

vragen van de deugdelijkheid steeds bewijs,

zowel voor ’t bijzonder als de openbare levenswijs.

't bijzonder onderwijs is dan met name vrij,

In 't kiezen van leermiddelen en onderwijzers daarbij.

vii.     Als het bijzonder onderwijs aan wettelijke voorwaarden voldoet,

Wordt dit evenzeer uit openbare kas vergoed.

viii.    De regering geeft jaarlijks aan de Staten-Generaal,

Over de onderwijssituatie, uitgebreid journaal.

 

 

Hoofdstuk 2

REGERING

 

§ 1. Koning

 

Art. 24

Het koningschap dat blijft erfelijk getrouw,

Aan Koning Willem I, prins van Oranje-Nassau.

 

Art. 25

Als de Koning overlijdt,

Krijgt het oudste kind soevereiniteit,

Of met plaatsvervulling, voor continuïteit.

Heeft Koning nu geen nakomeling gemaakt,

Wordt bij zijn (groot)ouders aangehaakt,

Wat bij de derde graad wordt gestaakt.

 

Art. 26

Al is Koningskind nog niet (hoog)geboren,

Is het toch voor erfopvolging uitverkoren,

Behalve indien doodgeboren.

 

Art. 27

Voornoemde regels voor nakomelingschap,

Gelden bij afstand van het Koningschap,

Ook nakomelingen krijgen eenzelfde genadeklap.

 

Art. 28

i.  Huwt de Koning zonder wettelijk verlof,

Dan doet hij afstand van het Hof,

ii. Trouwt iemand, die ‘t Koningschap kan beërven,

Dan zal hij, gelijk zijn kinderen, de Kroon derven.

iii.     Heel anders dan bij ‘t gewoon publiek,

Besluiten Staten-Generaal verenigd,

In plaats van ‘nur ein bisschen Romantik…’

 

Art. 29

i.  Mochten omstandigheden daartoe nopen,

Kan iemand door uitsluiting erfopvolging mislopen.

ii. Een voorstel daartoe wordt ingediend door (of vanwege) Koning,

Staten-Generaal besluiten in verenigde vertoning,

En slechts met tweederde, beslist men tot niet-kroning.

 

Art. 30

i.  Maar als een opvolger zal ontbreken,

Wordt er naar een ander rondgekeken.

En door Koning een voorstel ingediend,

Waarna beide Kamers, enigszins gecleaned.

Vernieuwd beslissen, weer verenigd,

Met tweederde, land en Kroon herenigd.

ii. Sterft de Koning, of doet hij afstand van de troon,

Ontbinden zich de Kamers, geheel synchroon.

Binnen honderd twintig dagen is er besluit,

Wie met tweederde als Koning wordt geduid.

 

Art. 31

i.  Erfopvolging van een al benoemde Koning,

mag slechts via wettige nakoming.

ii. Eenendertig primo geldt ook voor de opvolger voornoemd,

Zolang deze nog niet tot Koning is benoemd.

 

Art. 32

Kort na aanvang van ‘t koninklijk gezag,

Beleeft Amsterdam een heuse hoogtijdag.

Als de Koning trouw de Grondwet zweert,

En zijn ambtsvervulling garandeert.

En de wet nadere regels markeert.

 

Art. 33

Pas vanaf het achttiende levensjaar.

Is de Koning voor het koninklijke klaar.

 

Art. 34

Indien de Koning nog wat minderjarig is,

Komt voogdij via Vrouwe Themis.

Met Staten-Generaal’s verenigde bemoeienis.

 

Art. 35

i.  Als de ministerraad twijfelt aan ‘s Konings wijs,

Vraagt zij de Raad van State, haar zienswijs.

En is verenigde vergadering alweer de eis.

ii. Delen Staten-Generaal ook dit oordeel,

Verklaren ze de Koning buiten staat, formeel,

Het uitoefen van ’t koninklijk ceremonieel,

Op last van voorzitter, terstond in werking justitieel.

iii.     Kan de Koning nu weer aan de slag,

Vindt dit zijn wettelijk beslag,

In verenigde vergadering, gelijk Prinsjesdag,

Hierna herkrijgt de Koning zijn gezag.

iv.      Wordt de Koning buiten staat verklaard,

Regelt wet het toezicht uiteraard.

Wat opnieuw in verenigde vergadering ontaardt.

 

36

De Koning kan het koninklijk gezag tijdelijk neerleggen,

En die uitoefening krachtens eigen voorstel herzeggen.

De Staten-Generaal gaan een verenigde vergadering beleggen.

 

37

i.  Uitoefening van koninklijk gezag wordt toegekend:

a. Zolang de Koning nog geen achttien is; aan een regent,

b. Indien de Koning wegens niet geboren zijn, nog is non-existent;

c. Als de Koning voor het koningschap is verklaard: incompetent;

d. Indien de Koning van het koningschap zich tijdelijk heeft afgewend;

e. Zolang er nog ontbreekt: een nieuwe troonpretendent.

ii. Deze regent wordt benoemd bij wet,

Door beide Kamers in gelijk gebed.

iii.     In de gevallen, genoemd bij c en d,

Is de nakomeling van de Koning in spé,

Monarch indien achttien jaar prijkt op zijn C.V.

iv.      De regent zweert of belooft aan de Grondwet trouw,

In Staten-Generaals verenigde vergadering, gewoontegetrouw.

De wet regelt opvolging van 't regentschap voor Oranje-Nassau,

Beraadslaging en besluit daaromtrent in het verenigd parlementsgebouw.

v. Hetgeen in de artikelen 35 en 36 is neergepend,

Is van overeenkomstige toepassing op de regent.

 

38

Is voor het koninklijk gezag nog geen kandidate,

Dan wordt dit uitgeoefend door de Raad van State.

 

39

Van het koninklijk huis is iemand lid,

Sed lex quod dixit.

 

40

i.  Ten laste van het Rijk ontvangt de Koning uitkering,

Naar wettelijke normering.

Verder geeft deze wet een nuancering,

Welke andere koningskinderen genieten van zo'n periodieke girering.

ii. Alle penningen die zij ontvangen ten laste van het Rijk,

heeft met werkgerelateerd vermogen, gelijk,

Dat het valt: buiten ’t blauwe-enveloppenbereik.

Voorts is het voor Koning of vermoedelijke opvolger praktijk,

Dat wat hij krijgt uit erfenis, schenking of soortgelijk,

De inspecteur der belastingen niets krijgt voor het Rijk,

Verdere vrijdom van belasting kan bij wet, uit Oranje huldeblijk.

iii.     De kamers der Staten-Generaal nemen deze voorstellen dan pas aan,

Als aan de twee derden eis van de uitgebrachte stemmen is voldaan.

 

41

De Koning is zijn eigen binnenhuisarchitect,

Indien het openbaar belang is afgecheckt

 

§2

Koning en ministers

 

42

1 Uit de Koning en de ministers bestaat de regering.

2 De Koning is onschendbaar; dus ministers krijgen de ‘schoffering’.

 

43

De premier en ministers krijgen per K.B.

Hun benoeming, dan wel hun tabé.

 

44

i.  Bij Koninklijk Besluit wordt een ministerie ingesteld.

Waar een minister als projectmanager wordt tewerkgesteld.

ii. Ook kunnen ministers worden benoemd,

Die niet belast zijn met leiding, zoals bedoeld in 't lid voornoemd.

 

45

i.  De ministers houden een overleg dat bekend staat,

Onder de naam ministerraad.

ii. De minister-president geniet de schitter.

Als ministerraadvoorzitter.

iii.     De raad zorgt voor het algemeen regeerbeleid,

En bevordert daarin een zekere eenheid.

 

46

i.  Een staatssecretaris kan bij K.B. voor benoeming worden voorgedragen,

En weer met gelijk K.B. worden ontslagen.

ii. De minister kan wensen dat de staatssecretaris.

In zijn plaats treedt als primus inter pares,

Maar zij beiden dragen verantwoordelijkheid voor de inventaris.

 

47

Elk K.B. en wet moet worden ondertekend,

Door een of meer ministers, staatssecretarissen en de Koning vanzelfsprekend.

 

48

De minister-president creëert zijn eigen baan,

Door een K.B. te tekenen onderaan.

Voor de overige benoemingen is de eis waaraan moet worden voldaan,

Dat er ook een handtekening van de premier onder 't K.B. moet staan.

 

49

Volgens de wet doet 't kabinet bij de Koning een eed,

Opdat bij ambtsaanvaarding niemand het vergeet,

Dat men nimmer de Grondwet overtreedt.

 

 

Hoofdstuk 3

STATEN-GENERAAL

 

§ 1. Inrichting en samenstelling

 

50

De Staten-Generaal is de tolk,

En vertegenwoordiger van het Nederlandse volk.

 

51

i.  De Staten-Generaal zijn min of meer dubbeltintig,

Met één ingang op Plein 2 en de ander op Binnenhof 22.

ii. De Tweede Kamer heeft voor haar werkzaamheden,

Beschikking over honderdvijftig kamerleden.

iii.     Terwijl onze senaat,

Uit vijfenzeventig leden bestaat.

iv.      Bij een verenigde vergadering,

Verdwijnt die duidelijke omkadering.

 

52

i.  Men is voor beide Kamers Hagenaar,

Gedurende de zittingsduur, hetgeen neerkomt op vier jaar.

ii. Wil nu de wet op Provinciale Staten,

De vierjaar zittingsduur loslaten,

Zal ook de Eerste Kamer haar zittingsduur verlaten.

 

53

i.  Via evenredige vertegenwoordiging kiest men ons parlement,

Het kiezen is op door de wet te stellen grenzen geënt.

ii. Via een geheime stemming,

Vinden kandidaat-parlementariërs hun bestemming.

 

54

i.  Als een Nederlander de leeftijd van achttien heeft bereikt,

Mag hij stemmen op een Tweede-Kamerlid, dat hem wat lijkt.

Ook niet-ingezetenen kiezen, voor zover dat geen uitzondering blijkt.

ii. Uitgesloten van het kiesrecht:

Is diegeen die onherroepelijk ten minste één jaar gevang is opgelegd,

En het recht tot kiezen daarbij is ontzegd.

 

55

De Eerste Kamer wordt gekozen door de leden van Provinciale Staten.

Binnen drie maanden na verkiezing geven de leden hun mandaten.

Het geval van Kamerontbinding echter daargelaten.

 

56

Om Kamerlid te kunnen zijn,

Geldt als minimum een achttienjarige levenslijn.

En het kiesrecht, wegens gedrag; moet engelrein.

 

57

i.  Niemand is van beide Kamers lid.

Articulum 57 primo, dixit.

ii. Het lidmaatschap van de Staten-Generaal,

Maakt dat van Kabinet, RvS, Rekenkamer, ombudsman of OM bij Hoge Raad illegaal.

iii.     Niettemin laat het voor een lid van 't kabinet,

Dat zijn ambt heeft stopgezet,

Totdat daaromtrent beslist is, zijn parlementariër-zijn onverlet.

iv.      Als de wet ten aanzien van andere openbare betrekkingen verbiedt,

Die te combineren met Staten-Generaal of van een der Kamers expliciet,

Dan is het aan te raden, dat men daar dan maar vanaf ziet...

 

57a

Ad interim-volksvertegenwoordigers regelt de wet,

Bij weeën, puffen, persen, en ook bij ziektebed.

 

58

Elke kamer bekijkt van nieuwe leden de geloofsbrieven,

Bij geschillen daaromtrent gelden wettelijke leitmotiven.

 

59

Alles, wat verder gaat over het kiezen,

Wordt geregeld aan de hand van wetsadviezen.

 

60

Kamerleden geven bij aanvaarding van hun ambt een eed,

Dan wel verklaring en belofte, van zuivering, en wel kamerbreed:

Een ieder zweert of belooft dat hij nooit de constitutie overtreedt.

En zijn ambt trouw vervult..., hier geen ‘Watergate’.

 

61

i.  Elk der Kamers benoemt uit haar leden,

Iemand om het voorzitterschap te bekleden.

ii. Elk der Kamers benoemt een griffier,

Dit werk combineren met kamerlidmaatschap is niet regulier.

 

62

Voor de verenigde vergadering is de voorzittershamer,

In handen van de preses der Eerste Kamer.

 

63

Voor (ex)parlementsleden en hun nabestaanden,

Regelt de wet de geldelijke voorzieningen aangaande.

De Kamers moeten met twee derden een wetsvoorstel aannemen dienaangaande.

 

64

i.  Een Kamerontbinding dient te worden ingeluid,

Met een zogenaamd Koninklijk Besluit.

ii. Overigens dat houdt tevens in: een last.

Dat een nieuwe verkiezing wordt ingelast,

En er binnen drie maanden een nieuwe samenkomst wordt ingepast.

iii.     Als de nieuw gekozen kamer samenkomt,

Is dat de tijd waarop de oude haar congé bekomt.

iv.      Een Tweede Kamer mag slechts maximaal vijfjaren,

Na ontbinding haar zittingsduur ervaren.

Een Eerste Kamer mag slechts de zittingsduur evenaren,

Van de oorspronkelijke periode van 'het navelstaren’.

 

§ 2. Werkwijze

 

65

Elke derde dinsdag van september is het ‘Prinsjesdag’,

Of eerder, als de wet een ander tijdstip vermag.

Dan doet de Koning in een verenigde vergadering verslag,

Dan horen de Kamers eerbiedig aan,

Hoe het de staat 't komend jaar zal vergaan.

Men noemt dit de Troonrede,

Sluitend, met gevarieerde bede.

 

66

i.  Openbaar zijn de vergaderingen van de Staten-Generaal.

Zelfs via internet en eigen kabelradiokanaal.

ii. Als dit door een tiende der aanwezigen of de voorzitter wordt besloten,

Worden de metershoge deuren door een bode gesloten.

iii.     Besloten wordt vervolgens door de kamer, of verenigd tezamen,

Of men de beslotenheid toch maar niet zal veronachtzamen.

 

67

i.  Voor de Kamers, apart of verenigd, geldt als quorum:

Meer dan de helft aanwezig in het forum.

ii. Voor het nemen van besluiten geldt steevast,

Dat meerderheid van stemmen wordt toegepast.

iii.     De leden stemmen daarbij zonder last.

iv.      Wanneer één lid der Kamer dit behaagt,

Wordt er hoofdelijk en mondeling om ieders mening gevraagd.

 

68

Ministers en staatssecretarissen geven naar verlang,

De Kamers, afzonderlijk of in verenigde samenhang,

Gevraagde inlichtingen en dit komt slechts dan in gedrang,

Wanneer dit in strijd is met het staatsbelang.

 

69

i.  De ministers kunnen aan beraadslagingen deelnemen,

Alsook toegang tot de vergaderingen claimen.

ii. Ook kan dat op uitnodiging der Kamers, afzonderlijk of in verenigde vergadering,

iii.     Waar zij zich kunnen laten bijstaan door een eigen afvaardiging.

 

70

Beide Kamers afzonderlijk of tète-à-tète.

Regelen bij wet het recht van enquête.

 

71

Kamerleden, ministers en andere deelnemers kunnen niet worden berecht,

Op grond van wat zij in de Staten-Generaal of haar commissies hebben gezegd,

Of aan deze schriftelijk hebben overgelegd.

 

72

Ongeregeldheden zijn in de Kamers ongepast,

Daarom stellen zij een reglement van orde vast.

 

 

Hoofdstuk 4

RAAD VAN STATE, ALGEMENE REKENKAMER, NATIONALE OMBUDSMAN EN VASTE COLLEGES VAN ADVIES

 

73

i.  De Staatsraden of een afdeling worden gehoord over voorstellen van wet.

En ontwerpen van algemene maatregelen van bestuur, zitten ook in het pakket.

Ook wordt er op voorstellen tot goedkeuring van verdragen gelet.

In bij de wet te bepalen gevallen vormt het horen geen belet.

ii. Ook is de Raad belast met de geschillen van bestuur,

Zij draagt de uitspraak voor en beslist bij K.B. omtrent die ligatuur.

iii.     De wet geeft de Raad hiervoor mogelijk investituur.

 

74

i.  De Koning is voorzitter van de Raad van State.

De vermoedelijke opvolger van de Koning heeft van rechtswege zitting in de Raad naarmate,

Hij of zij de leeftijd van achttien jaar kent, con dignitate.

Ook andere leden van het koninklijk huis gelden als kandidaten.

ii. De leden van de Raad worden bij Koninklijk Besluit,

Voor het leven aangeduid.

iii.     De raadsleden zullen worden ontslagen,

Wegens het bereiken van een bepaalde leeftijd, of zo zij dit zelf behagen.

iv.      In de gevallen bij de wet aangewezen,

Kunnen zij door de Raad op ontslag of schorsing worden gewezen.

v. In een gewone wetseditie,

Leest men alles over hun rechtspositie.

 

75

i.  In de wet staat de inrichting, samenstelling en bevoegdheid van de Raad opgeslagen.

ii. Bij de wet kunnen aan de Raad andere taken worden opgedragen.

 

76

De Algemene Rekenkamer doet een kloek onderzoek(je),

Naar de ontvangsten en uitgaven in 's Rijks huishoudboekje.

 

77

i.  De leden van de Rekenkamer worden voor het leven benoemd.

Uit een voordracht waarin de Tweede Kamer drie personen noemt.

ii. Wegens een bepaalde leeftijd worden zij ontslagen,

Of zo zij dit zelf behagen.

iii.     Door de Hoge Raad kunnen zij in de gevallen aangewezen bij de wet,

Worden ontslagen of op non-actief gezet.

iv.      Overigens, in elke willekeurige wetseditie,

Leest men ook over hun rechtspositie.

 

78

i.  In de wet staat allerlei over de Algemene Rekenkamer opgeslagen.

ii. Bij wet kunnen aan de Rekenkamer ook andere taken worden opgedragen.

 

78a

i.  De Nationale ombudsman onderzoekt hoe het is gegaan,

Zelf, of op verzoek, bij een bestuursorgaan.

ii. Door de Tweede Kamer wordt ombudsman of diens substituut aangewezen bij wet,

Maar ook kunnen ze door hen worden ontslagen of op non-actief gezet.

Verder kan de ombudsman o.g.v. leeftijd worden ontslagen,

En verder natuurlijk als dit hem of haar zelf mocht behagen.

iii.     Voor bevoegdheid of werkwijze graag de wet bevragen.

iv.      Waarin ook andere taken kunnen worden opgedragen.

 

79

i.  Vaste colleges van advies, qua wetgeving en bestuur,

Worden ingesteld bij of krachtens wettelijke signatuur.

ii. In de wet staat de samenstelling en bevoegdheid van deze colleges opgeslagen.

iii.     Bij wet kunnen aan deze colleges ook andere dan adviserende taken worden opgedragen.

 

80

i.  De adviezen van zulke colleges worden openbaar,

Naar regels bij de wet te stellen, obligatoir.

ii. Adviezen, inzake wetsvoorstellen welke door Koning worden ingediend,

Worden, behoudens uitzonderingen, door Staten-Generaal gescreend.

 

 

Hoofdstuk 5

WETGEVING EN BESTUUR

 

§ 1. Wetten en andere voorschriften

 

81

De vaststelling van wetten,

Gebeurt door regering en Staten-Generaal in duetten.

 

82

i.  Voorstellen van wet kunnen worden ingediend via het kanaal,

Van de Koning en de Tweede Kamer der Staten-Generaal.

ii. Wetsvoorstellen waarvoor verenigde vergadering is voorgeschreven.

Kunnen door of vanwege de Koning worden opgegeven,

En de verenigde vergadering om ’t even.

Voor zover de betreffende artikelen van hoofdstuk 2 dit niet tegenstreven.

iii.     Wetsvoorstellen van Tweede Kamer, onderscheidenlijk verenigde vergadering,

Komen op de rol via een (door één of meer leden) aanhangigmaking.

 

83

Wetsvoorstellen door of vanwege de Koning.

Worden gezonden aan de Tweede Kamer ter beoordeling,

Of, indien voorgeschreven, naar de Staten-Generaal in verenigde vergadering.

 

84

i.  Zolang een voorstel van wet, ingediend door of vanwege de Koning, niet door de Tweede Kamer onderscheidenlijk de verenigde vergadering is gekomen,

Kan erop voorstel van een of meer leden, en vanwege de regering nog een wijziging worden opgenomen.

ii. Betreft het nu een wetsvoorstel op initiatief.

Mag het worden gewijzigd naar parlementair belief.

 

85

Is door de Tweede Kamer tot een wetsvoorstel besloten,

Overweegt de Eerste Kamer dit onverdroten.

De Tweede Kamer kan een of meer van haar vennoten,

Opdragen een door haar ingediend voorstel in de Eerste Kamer te promoten.

 

86

i.  Zolang een voorstel van wet niet is aangenomen door de Staten-Generaal,

Mag de indiener er nog mee aan de haal.

ii. Is een voorstel, ingediend door verenigde of Tweede Kamer,

Kan het worden ingetrokken door de oorspronkelijke beramer.

 

87

i.  Een voorstel wordt wet, zodra het door de Staten-Generaal is aangenomen,

En door Koninklijke bekrachtiging is nagekomen.

ii. Door Koning en Parlement worden elkaars besluiten hier omtrent vernomen.

 

88

De wet regelt de bekendmaking en de inwerkingtreding van de wetten.

De inwerkingtreding mag pas na bekendmaking via media en aanplakbiljetten.

 

89

i.  Van algemene maatregelen van bestuur wordt verondersteld,

Dat zij immer bij Koninklijk Besluit worden vastgesteld.

ii. Het geven van voorschriften, te handhaven door straffen,

Mag alleen als wetten hiertoe grondslag verschaffen.

iii.     De wet regelt bekendmaking en inwerkingtreding van de algemene maatregelen van bestuur.

Inwerkingtreding zonder bekendmaking geldt als prematuur.

iv.      Voor algemeen verbindende voorschriften vanwege het Rijk,

Gelden lid twee en drie soortgelijk.

 

 

§ 2 Overige bepalingen

 

90

De regering bevordert de ontwikkeling,

Van internationale rechtsrangschikking.

 

91

i.  Zonder goedkeuring van Staten-Generaal,

Bindt het Koninkrijk zich niet bi- of multilateraal,

En is een verdragsopzegging illegaal.

Soms noemt de wet zo'n goedkeuring triviaal.

ii. De wet bepaalt hoe de goedkeuring wordt verleend,

Die ook stilzwijgend kan zijn gemeend.

iii.     Indien een verdrag wat afwijkt van onze Grondwet,

Noodzaakt dit tot jawoord met twee derde parlementair quodlibet.

 

92

Met inachtneming van die laatste zin.

Krijgen volkenrechtelijke organisaties desalniettemin,

Bevoegdheden qua wetgeving, bestuur en rechtspraakszin.

 

93

Verdragsbepalingen en besluiten van volkenrechtelijke organisaties,

Hebben verbindende kracht na hun openbare presentaties.

 

94

Geldende wetten binnen het Koninkrijk,

Niet aan een ieder verbindende verdragsbepalingen gelijk,

Gelden dan, als niet zo vreselijk invloedrijk.

 

95

Op hoe verdragen bekend worden gemaakt,

Wordt wederom door wettelijke regels ingehaakt.

 

96

i.  Zonder voorafgaande toestemming van 't Parlement,

Wordt door het Koninkrijk geen oorlog gepland.

ii. Zo'n Binnenhovelijk akkoord is geen noodzaak,

Als de oorlogstoestand geen kans geeft tot ruggespraak.

iii.     Over al dan niet gebruiken van bewapening,

Besluiten Staten-Generaal in verenigde vergadering.

iv.      Lid één en drie zijn van overeenkomstige toepassing,

Voor een verklaring van oorlogsbeëindiging.

 

97

i.  Het leger werkt aan verdediging van het Rijk,

En aan de internationale orde, soortgelijk.

ii. De regering heeft het oppergezag,

Over de krijgsmacht bij iedere slag.

 

98

i.  Ter bescherming kennen we een krijgsmacht,

Daarin dien(d)en beroeps en dienstplichtigen in ‘eendracht’.

ii. De wet bepaalt wanneer men in verplichte krijgsdienst moet,

Maar regelt een opschorting der oproep evengoed.

 

99

Bij de wet worden de voorwaarden genoemd,

Waarop voor ernstige gewetensbezwaren een straf wordt verbloemd.

 

99a

Over alle civiele verdedigingsplichten,

Kunnen de bij wet te stellen regels berichten.

 

Artikel 100

1. De regering dient Staten-Generaal vooraf in te lichten,

Over krijgsmachtsinzet om internationale rechtsorde te stichten

Dat geldt evenzeer bij humanitaire hulp uitrichten.

2. Het eerste lid geldt echter niet volstrekt,

Want mits men door dwingende redenen is gedekt,

Mogen inlichtingen zo spoedig mogelijk worden verstrekt.

 

101

Grondwetsartikel honderd-en-één,

Is over zijn uiterste houdbaarheidsdatum heen.

(Rijkswet van 10 juli 1995, Stb. 401)

 

102

Ook artikel honderdtwee,

Speelt daarom niet meer mee.

(Rijkswet van 22 juni 2000, Stb. 294)

 

103

i.  Bij Koninklijk Besluit kan ter handhaving van de veiligheid,

Een uitzonderingstoestand worden ingeleid,

Welke uit de wet als zodanig is afgeleid.

ii. Daarbij kan worden afgeweken van de grondwetsbepalingen inzake de bevoegdheden van de besturen van provincies, gemeenten en waterschappen,

En ook de bepalingen van de artikelen 6, 7, 8, 9, 12 lid 2 en 3, 13 en 113, eerste en derde lid kan men schrappen.

iii.     Terstond na de afkondiging van een uitzonderingstoestand,

En, neemt men althans via K.B. hiervan geen afstand,

Op eigen verzoek, beslissen Staten-Generaal voor 't vaderland.

Beraadslagend en besluitend met verenigde vergaderband,

Of zo'n toestand blijft in stand.

 

104

Belastingen van het Rijk worden geheven uit kracht van wet.

Bij de wet geregeld worden andere Rijksheffingen op uw aanslagbiljet.

 

105

iv.      Bij de wet wordt de Rijksbegroting vastgesteld.

v. Jaarlijks worden begrotingswetsvoorstellen ingediend volgens artikel 65 voormeld.

vi.      De verantwoording der ontvangsten en uitgaven wordt de Staten-Generaal gemeld,

Als ook de Algemene Rekenkamer qua goedkeuring is uitgeteld.

vii.     De wet stelt ook ten deze male regels,

Omtrent het Rijksbeheer der ‘pegels’.

 

106

De wet bevat gedetailleerd vertelsel,

Voor wat betreft ‘t geldstelsel.

 

107

i.  De wet wenst burgerlijk-, straf- en procesrecht in algemene wetboeken,

Behoudens de bevoegdheid om u als jurist, onderwerpen afzonderlijk te laten zoeken.

ii. De wet stelt algemene regels van bestuursrecht vast.

En heeft dat zodoende in de Awb ingepast.

 

108

Ook artikel honderdacht heeft heden,

De uiterste houdbaarheidsdatum overschreden.

(vervallen bij wet van 25 februari 1999, Stb. 133)

 

109

De wet regelt de rechtspositie van ambtenaren.

Regels omtrent arbeid en medezeggenschap zijn ook aldaar te ontwaren

 

110

De overheid betracht bij uitvoering van haar taak,

Openbaarheid in wettelijke samenspraak.

 

111

Welke ridderorden worden opgespeld,

Wordt bij de wet dan ingesteld.

 

 

 

Hoofdstuk 6

RECHTSPRAAK

 

112

i.  Aan de rechterlijke macht is de berechting opgedragen,

Wanneer lieden elkaar over burgerlijke rechten of schuldvorderingen aanklagen.

ii. De wet kan de berechting van geschillen.

Die van burgerlijke rechtsbetrekkingen verschillen,

Naar niet tot de rechterlijke macht behorende gerechten toe tillen.

De wet regelt de wijze van behandeling,

En de gevolgen van een beslissing.

 

113

i.  De rechterlijke macht dient voorts strafbare feiten te berechten.

ii. Tuchtrechtspraak door de overheid ingesteld zal de wet beslechten.

iii.     Een vrijheidsontnemingstraf,

Kan uitsluitend van rechterlijke komaf.

iv.      Voor berechting buiten Nederland kan de wet afwijkende regels stellen.

Voor het oorlogsstrafrecht gelden parallellen.

 

114

No capital punishment, noch doodstraf,

Zo luidt alhier de maatstaf.

 

115

Administratief beroep kan worden opengesteld,

Voor beslissingen zoals in artikel 112, tweede lid gemeld.

 

116

i.  De wet wijst de gerechten aan die tot de rechterlijke macht behoren.

ii. De wet regelt de inrichting en bevoegdheid der rechterlijke midasoren.

iii.     Volgens de wet, zijn dat soms ook niet-rechterlijke signoren.

iv.      De wet regelt toezicht op de ambtsvervulling in voornoemde sectoren.

 

117

i.  De leden van de rechterlijke macht tot rechtspraak gedoemd,

En de procureur-generaal bij de Hoge Raad benoemd.

Worden door Koninklijk Besluit voor het leven beroemd.

ii. Pas bij pensioen of 't zelfstandig vragen,

Worden edelhoogachtbare dames en/of heren ontslagen.

iii.     Door een gerecht in gevallen bij de wet bepaald,

Kunnen zij op schorsing of ontslag worden onthaald.

iv.      Hun rechtspositie wordt door wettelijke regels afgepaald.

 

118

i.  Hoge Raadsleden worden benoemd uit drie personen,

Na een voordracht door de Tweede Kamer te tonen.

ii. De Hoge Raad is belast met de cassatie van rechterlijke uitspraken,

Waarvan de juridische kwaliteit is te laken.

iii.     In de wet staat dat men aan de Hoge Raad,

Ook eventueel andere taken overlaat.

 

119

Ambtsmisdrijven van leden van Parlement en kabinet,

Behoren ook na hun aftreden voor de Hoge Raad te worden gezet.

De opdracht tot vervolging wordt bij K.B. of bij besluit van de Tweede Kamer uiteengezet.

 

120

In tegenstelling tot onze oosterburen,

Mogen onze wetten geen grondwettigheidstoets verduren.

 

121

Buiten wettelijke uitzondering vinden terechtzittingen plaats in het openbaar.

En geven de vonnissen de gronden waarop zij rusten, zonneklaar.

De uitspraak geschiedt voor het publiek altaar.

 

122

i.  Gratie wordt verleend bij Koninklijk Besluit,

Maar gaat daarbij van advies van een gerecht uit.

ii. Amnestie wordt bij of krachtens wet geduid.

 

 

 

Hoofdstuk 7

PROVINCIES, GEMEENTEN, WATERSCHAPPEN EN ANDERE OPENBARE LICHAMEN

 

123

i.  Provincies en gemeenten worden opgeheven en ingesteld, als wetgevers zo wensen.

ii. De wet regelt de wijziging van provinciale en gemeentelijke grenzen.

 

124

i.  De besturen der provincies en gemeenten regelen hun huishouding,

ii. Hun regeling en bestuur wordt gevorderd bij wettelijke counseling.

 

125

i.  Aan het hoofd staan Provinciale Staten, onderscheidenlijk gemeenteraad.

Hun vergaderingen zijn openbaar, tenzij de wet neen zegt, tegen het gepraat.

ii. In het provinciebestuur zetelen ook G.S. en de Commissaris van de Koning.

In het gemeentebestuur het college van B en W met de burgemeester daarin.

iii.     Het voorzitten van de vergaderingen van gemeenteraad en Provinciale Staten,

Is aan de burgemeester, respectievelijk de Commissaris van de Koning overgelaten.

 

126

De uitvoering van een door de regering te geven ambtsinstructie,

Wordt soms verlangd van de Commissaris van de Koning door democratie.

 

127

Provinciale Staten en de gemeenteraad stellen hun verordeningen vast,

Tenzij dat niet bij wet of door hen te bepalen uitzonderingen past.

 

128

De toekenning, behoudens de gevallen die artikel 123 gebieden,

Van bevoegdheden van artikel 124 lid 1, aan andere dan de in artikel 125 genoemde lieden.

Kunnen alleen door Provinciale Staten onderscheidenlijk de gemeenteraad geschieden.

 

129

i.  De leden van Provinciale Staten en van de gemeenteraad.

Worden rechtstreeks gekozen via ingezetenenmandaat,

Mits de wet hen verkiezing van de Tweede Kamer der Staten-Generaal toestaat.

Voor het lidmaatschap geldt hetzelfde obligaat.

ii. Via evenredige vertegenwoordiging worden leden gekozen,

Door de wet zijn grenzen daarvoor uitgeplozen.

iii.     Er zijn dan nog een drietal artikelen,

Namelijk 53 lid 2, 57a en 59 die slaan op zulke perikelen.

iv.      De zittingsduur van Provinciale Staten en de gemeenteraad is vier jaren,

Tenzij wettelijke bepalingen hierop uitzonderingen verklaren.

v. De wet bepaalt welke betrekkingen niet gelijktijdig met het lidmaatschap mogen.

Ook kan de wet bepaalde verwantschap of huwelijk niet gedogen,

En kunnen zekere handelingen het verlies van lidmaatschap beogen.

vi.      Dit lid gelast,

Dat de leden stemmen zonder last.

 

130

Het recht tot kiezen ener gemeenteraad,

En het recht zichzelf hiervoor te stellen kandidaat,

Is iets dat de wet tevens aan ingezetenen, die geen Nederlander zijn, toestaat,

Mits zij voldoen aan de vereisten voor 't Nederlandse electoraat.

 

131

Een burgemeester en Commissaris van de Koning,

Krijgen hun benoeming bij K.B.-vertoning.

 

132

i.  De inrichting van provincies en gemeenten staat in een wetsartikel.

Dat ook voor de bestuurssamenstelling en de bevoegdheid is het vehikel.

ii. Hoe staan nu deze besturen onder toezicht?

Dat vindt u in de wet toegelicht.

iii.     Is toezicht op hun besluiten voorafgaand,

Mag dat slechts op paden bij of krachtens de wet gebaand.

iv.      Dergelijke besluiten gaan enkel in neergang,

Door vernietiging per K.B. in het algemeen belang,

Of omdat ons recht komt in gedrang.

v. Bij in gebreke blijven; artikel 124, tweede lid, ten aanzien van regeling en bestuur,

Regelt de wet voorzieningen op den duur.

Bij wet kan men met afwijking van de artikelen 125 jo 127 voorzieningen treffen,

Mocht het grove verwaarlozingen van bestuurlijke taken betreffen.

vi.      In de wet staat welke belastingen kunnen worden geheven,

En is de financiële verhouding tot het rijk beschreven.

 

133

i.  De opheffing en instelling van waterschappen,

De zorg dat hun taken elkaar niet overlappen,

Alsmede de samenstelling van hun besturen,

Dient de wet volgens provinciale verordening te sturen.

ii. De wet regelt de verordenende bevoegdheden van elk bestuur van een waterschap,

En omtrent de openbaarheid van vergaderingen geeft het zich rekenschap.

iii.     De wet regelt voor deze besturen provinciaal en ander toezicht,

Zo'n besluit kan slechts worden vernietigd,

Wanneer het zich tegen het recht of algemeen belang richt.

 

134

i.  Bij wet kunnen PBO's worden ingesteld of opgeheven.

ii. Bij wet worden hun besturen bevoegdheden gegeven,

En is tevens openbaarheid van vergaderingen voorgeschreven.

Ook kunnen de besturen naar verordenende bevoegdheid streven.

iii.     De wet regelt het toezicht op deze besturen.

Vernietiging van hun besluiten kan alleen op grond van algemeen belang of rechtskwetsuren.

 

135

In het geval van twee of meer openbare lichamen,

Kan dat misschien in één nieuw lichaam samen,

In welk geval leden 2 en 3 van artikel 134 het toezicht benamen.

 

136

Bestaan er tussen openbare lichamen geschillen,

Zal een Koninklijk Besluit deze bedillen,

Mits althans de rechters er niet aan willen.

 

 

 

Hoofdstuk 8

HERZIENING VAN DE GRONDWET

 

137

i.  De wet verklaart, dat bij een Grondwetswijziging,

Bij de overweging ervan geen sprake mag zijn van weigering.

ii. De Tweede Kamer kan zo'n voorstel splitsen,

Al dan niet door of vanwege des Konings gidsen.

iii.     Nadat de bekendmaking is verzonden.

Wordt de Tweede Kamer ontbonden.

iv.      Nadat de nieuwe Tweede Kamer is samengekomen,

Kijken beide Kamers of het in tweede lezing wordt overgenomen.

Slechts met minimaal twee derden van de stemmen kan 't dan worden aangenomen.

v. De Tweede Kamer kan, al dan niet op 's Konings voorstel,

Met ten minste twee derden een voorstel tot verandering splitsen, in ons bestel.

 

138

i.  Alvorens dergelijke in tweede lezing aangenomen voorstellen,

De Koning een veranderde Grondwet doen samenstellen,

Kan men bij wet vooronderstellen:

a. Dat de oude gelijkblijvende bepalingen,

Met de aangenomen veranderingen,

Op elkaar afstemmen via aanpassingen.

b. Dat de artikelen, paragrafen, opschriften en hoofdstukken,

Een nieuw te komen indeling niet zullen "verfucken"...

ii. Wetsvoorstellen tot aanpassingen als onder a,

Vereisen 100 respectievelijk 50 stemmen als minima.

 

139

Komen er wijzigingen in deze Grondwet,

Dan zag ik die ook graag op rijm gezet.

Alvorens te zijn aangenomen en bekrachtigd,

Dient hun inwerkingtreding te zijn bericht.

 

140

Bestaande regels die met zo’n verandering conflicteren,

Blijven tot aan een voorziening co-existeren.

 

141

De herziene Grondwet komt bij Koninklijk Besluit,

Waarin vernummeringen en verwijzingen kunnen worden ingeluid.

 

142

De Grondwet kan bij de wet,

Met het Statuut in overeenstemming worden gezet.

Waarbij dit tegen artikel 139, 140 en 141 wordt afgezet.

 

 

 

ADDITIONELE ARTIKELEN

 

De artikelen I - XXX zijn een apart carnet,

En zijn daarom niet op rijm gezet.

Want bijna allen,

Zijn nu vervallen,

Bij Rijks- of gewone wet,

Alleen I, II, IX en XIX in ‘t boeket,

Zijn qua inhoud behept mét.

Ook artt. 81 en 130 zitten in ‘t ‘83-pakket

Zie daarvoor Staatsblad of het internet.

En aldus eindigt ’t constitutioneel rijmbooklet

 


[Terug bovenzijde] Alle rechten voorbehouden.
[Gebruiksvoorwaarden
] [Privacyverklaring]

© 2010 Schroevers.